Module2 Welkom bij Module2 Name Email 1. In het gesprek worden afspraken met elkaar gemaakt (wat is niet juist): A. Binnen welke periode de afspraak zal worden gerealiseerd (tijd). B. Hoeveel resultaat er verwacht mag worden ( kwantiteit). C. Welke zaken verder nog zo belangrijk zijn dat ze vooral niet verwaarloosd mogen worden ( randvoorwaarden). D. Aantal gesprekken (kwaliteit). 2. Welke spelregel hoort niet bij functioneringsgesprekken: A. Duidelijk moet zijn, om de hoeveel tijd een functioneringsgesprek wordt gehouden. B. Duidelijk moet zijn, wat de doelstelling van het gesprek is. C. Duidelijk moet zijn, wat er met de resultaten van het gesprek gebeurt. D. Duidelijk moet, dat het hier gaat om een éénrichtingsgesprek. 3. Welke spelregel hoort niet bij functioneringsgesprekken: A. Duidelijk moet zijn, wat de inhoud van het gesprek zal zijn. B. Duidelijk moet zijn, dat er met een formulier wordt gewerkt of niet en wat daarmee gebeurt. C. Duidelijk moet zijn, wat de gemaakte afspraken zijn. D. Duidelijk moet zijn, wat de hoogte van het salaris gaat zijn. 4. Resultaatgebieden kunnen zijn (welke hoort er niet bij): A. Dingen anders doen. B. Iets leren. C. Contacten verbeteren. D. Salarisontwikkelingen. Time's up